Onze huidige Europese diplomatieke architectuur wordt gekenmerkt door haar hybride karakter - een mozaïek van tijdelijke personeelsleningen, die vooral grote lidstaten zich kunnen veroorloven, en ambtenaren van de Commissie die zijn opgeleid in 27 verschillende culturen van extern optreden. Om meer verenigd en autonoom te worden, moet deze diplomatie zich aanpassen aan de huidige geopolitieke uitdagingen. Een eerste stap in deze richting zou mijn voorstel voor de oprichting van de Europese diplomatieke academie kunnen zijn.
Als lid van de Commissie buitenlandse zaken van het Europees Parlement (AFET) ben ik in 2019 begonnen met het aanpakken van de horizontale aspecten van het externe optreden van de EU. We worden heel vaak gedwongen om de ene na de andere internationale crisis het hoofd te bieden zonder dat we de kans krijgen om na te denken over de instrumenten van het externe optreden van de EU. Nadenken over deze instrumenten leidt tot een duidelijke conclusie: om een wereldspeler te worden, moeten we meer doen dan alleen maar ernaar streven. Onze instrumenten om die positie te bereiken moeten worden verfijnd, met inbegrip van die van de EU-diplomatie.
Bepaalde geografische vooroordelen lijken bijvoorbeeld duidelijk aanwezig in EU-delegaties - Iberiërs in Amerika of Fransen in Afrika - die, ondanks de ervaring die nationale diplomaten kunnen inbrengen in de EU-delegaties in deze regio's, geen volwaardige Europese blauwdruk lijken te weerspiegelen. Het diplomatieke apparaat van de EU, de EDEO, functioneert al meer dan tien jaar. Het is echter tijd om dit opnieuw te evalueren en aan te passen aan het veranderende geopolitieke landschap, en de hybride samenstelling ervan te heroverwegen in de richting van een formaat dat onafhankelijk is van zowel regeringen als andere instellingen. Het doel is een Europese diplomatie die vanaf het begin wordt geselecteerd en opgeleid, in plaats van te vertrouwen op personeel dat gedurende een langere periode wordt "uitgeleend". Hoewel het voordelen heeft om diplomaten uit de lidstaten in dienst van de EU te hebben, zijn er ook nadelen, zoals hun tijdelijke aard, gebrek aan stimulansen en de verleiding om nationale agenda's te handhaven.
Dit is waar mijn voorstel voor een proefproject "Naar de oprichting van een Europese diplomatieke academie" in april 2021 om de hoek kwam kijken. Het was de bedoeling dat de EDEO de mogelijkheden zou bestuderen en analyseren om een dergelijke academie op te richten, waar de EU zou kunnen zorgen voor de belangrijkste opleiding en een selectieprocedure voor toelating tot de EDEO en de EU-delegaties.
In het ingewikkelde tapijt van het Europees Parlement en met nauwgezet wetgevend gemanoeuvreer werd mijn voorstel als een van de weinige goedgekeurd in de Commissie AFET. Deze beslissing en de daaropvolgende uitstekende beoordeling door de Commissie en de EDEO, na enkele aanpassingen, maakten de weg vrij voor de implementatie ervan. De laatste stap was de strijd om het via het standpunt van het Parlement in de jaarlijkse EU-begroting op te nemen. Op deze manier hebben we bijna 1 miljoen euro aan het project toegewezen, anders was er niets gebeurd.
Nu de basis was gelegd, liet de EDEO niet lang op zich wachten en schreef twee openbare aanbestedingen uit: een haalbaarheidsstudie en een piloottest. Te midden van een zee van belangstelling en competentie sleepte het Europees Instituut voor Bestuurskunde (EIPA), in samenwerking met het EUI-STG en CEPS, de aanbesteding voor de haalbaarheidsstudie in de wacht, terwijl het prestigieuze Europacollege de verantwoordelijkheid op zich nam voor het uitvoeren van de piloottest.
Terwijl het programma zich van september 2022 tot mei 2023 in het Europacollege ontvouwde, werd duidelijk dat er een transformatieve reis aan de gang was. Meer dan 45 aspirant-diplomaten met verschillende achtergronden, waaronder kandidaat-lidstaten en EU-instellingen, volgden een rigoureuze opleiding op residentiële basis. Maar daar bleef het niet bij, want ik stelde een verlenging van een jaar voor volgens hetzelfde proces. Bovendien komt er nog een studie aan, waarin de "doelgroepen" van de toekomstige permanente Academie aan bod komen. De analyse richt zich ook op degenen die momenteel geen diplomaat van een lidstaat zijn, maar wel geïnteresseerd zijn om EU-diplomaat te worden.
Op dit moment bespreekt de Raad een besluit over de oprichting van de permanente diplomatieke academie. Deze veelbelovende ontwikkeling, in combinatie met een recent voorstel dat ik heb ingediend, betekent een belangrijke stap voorwaarts in het opleiden van de volgende generatie diplomaten. Met dit voorstel wordt beoogd een permanent opleidings- en verblijfsprogramma op te zetten dat speciaal is toegesneden op jonge diplomaten uit kandidaat-lidstaten van de EU. Met dit initiatief wordt een belangrijke uitdaging aangepakt die zich tijdens de eerste uitvoeringsfase voordeed - de logistieke hindernissen waarmee diplomaten uit kandidaat-lidstaten te maken kregen - en wordt gestreefd naar meer inclusiviteit en samenwerking tussen aspirant-diplomaten in heel Europa.
Naarmate de Europese diplomatieke academie vorm krijgt, doemen aan de horizon echter twee cruciale overwegingen op. Ten eerste is het belangrijk dat alle Europeanen die EU-diplomaat willen worden toegelaten, ongeacht hun huidige diplomatieke status of banden. Ten tweede de mogelijkheid voor de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) om alumni van de Academie rechtstreeks aan te werven.
De eerste reacties van de verschillende lidstaten werden ongetwijfeld gekenmerkt door een afwachtende houding en een mogelijke concurrentie. Terwijl grotere lidstaten rekenen op grote diplomatieke korpsen en middelen, zagen kleinere lidstaten in dit project een manier om hun diplomatieke uitdagingen beter aan te pakken. De succesvolle uitvoering van het project en de onmiskenbare noodzaak ervan die steeds duidelijker werd, hebben er echter voor gezorgd dat het geleidelijk aan brede steun kreeg onder de lidstaten.
De oprichting van een dergelijk diplomatiek orgaan is een cruciale stap in de richting van een geopolitiek en invloedrijk Europa, wat essentieel is als we nationale beperkingen willen overwinnen en op hetzelfde niveau willen interageren als onze partners en concurrenten. Alleen door van nationale esprits de corps over te stappen op een gemeenschappelijke diplomatieke cultuur - vanuit een Europees perspectief - kunnen we een echte EU-diplomatie tot stand brengen die gemeenschappelijke EU-waarden en -belangen omvat.
Nacho Amor Sánchez, lid van de Commissie AFET en S&D-coördinator voor mensenrechten.